sonnet II

ik heb de tijd, de koude wanden zwijgen
een onvoltooide eenzaamheid, te stil
laat mij verglijden, de momenten rijgen
mijn leven aan een draad, buiten mijn wil

woorden op het behang

het zong in hun hoofden
echo’s van waarheid
bijna onherkenbaar

er was een bijeenkomst
met tafels en stoelen
en bankjes
voor de onwetenden

de kaartjes lagen open
op de tafel gespreid
geheime informatie
voor wie het niet wist

buiten zong de wind
maar er was niemand die het hoorde
behalve de oude filosoof op het bankje

lucht

het was al lang niet meer donker geweest
en overal waar je keek zag je dat wat er was
of wat er niet was, want dat wist je maar nooit