sonnet II

ik heb de tijd, de koude wanden zwijgen
een onvoltooide eenzaamheid, te stil
laat mij verglijden, de momenten rijgen
mijn leven aan een draad, buiten mijn wil

door de tralies schijnt de zon naar binnen
door het luik gluurt iemand in mijn ziel
ik wil iets zeggen, maar het luik verdwijnt weer
het wiel draait verder zonder te beginnen

ik sla de bladzij om, de veel te dikke pil
ligt op mijn schoot en ik heb geen verweer
ik lees en kan niet weer opnieuw beginnen

ik weet nog dat ik in de draaikolk viel
het licht was veel te veel, de lucht te kil
en ik heb nooit een goed beeld kunnen krijgen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten